- ambtsperiode
- ambtsperiode, ambtstermijn{{/term}}1 mandat 〈m.〉 ⇒ 〈van president〉présidence 〈v.〉 ⇒ 〈van rechter〉magistrature 〈v.〉 ⇒ 〈van burgemeester〉mairie 〈v.〉 ⇒ 〈van bisschop〉épiscopat 〈m.〉♦voorbeelden:1 de zevenjarige ambtsperiode • 〈van Franse president〉 le septennat
Deens-Russisch woordenboek. 2015.